
Jurisprudentie
AF0447
Datum uitspraak1999-12-15
Datum gepubliceerd2006-08-07
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Rotterdam
Zaaknummers99.749
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2006-08-07
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Rotterdam
Zaaknummers99.749
Statusgepubliceerd
Indicatie
20-jarige verzoeker met hoge consumptieve schulden niet toegelaten.
Uitspraak
Arrondissementsrechtbank Rotterdam
enkelvoudige kamer
X.
wonende te P.,
verzoeker,
heeft op 9 december 1999 een verzoekschrift met bijlagen ingediend tot toepassing van de schuldsaneringsregeling.
Verzoeker is gehoord ter terechtzitting van 15 december 1999.
Uit de stukken en het verhandelde ter zitting, waaronder de verklaring van verzoeker zelf, is het volgende gebleken.
De verklaring ex artikel 285 lid 1 van de Faillissementswet (FW) houdt ondermeer in dat verzoeker niet meer wordt bijgestaan door de Unit Schuldhulpverlening van de gemeente P. omdat hij niet meer reageerde op oproepen van deze unit. Voorts heeft verzoeker ter zitting verklaard dat hij zich niet aan opdrachten van deze unit heeft gehouden. Deze feiten wettigen naar het oordeel van de rechtbank de gegronde vrees dat verzoeker zijn uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen eveneens niet naar behoren zal nakomen.
Ter zitting is verder afdoende gebleken dat verzoeker zeer regelmatig nieuwe, aanzienlijke schulden heeft laten ontstaan, hoewel hij oude schulden niet of nauwelijks had afgelost en dat verzoeker zich bij het maken van deze nieuwe schulden kennelijk op geen enkele wijze bezighield met de vraag of hij deze schulden zou kunnen aflossen. in dit verband is van belang dat verzoeker slechte twintig jaar oud is, pas sinds vorig jaar oktober zelfstandig woont, een inkomen heeft ad f. 1.547,11 per maand, maar desondanks een schuldenlast heeft van in totaal f. 37.866,49, die vrijwel geheel valt te herleiden tot consumptieve uitgaven.
Illustratief in dit verband zijn de schulden bij de ABN-AMRO bank ad f. 6.122,18, Phones 4U ad f. 881,45, KPN-telecom ad f. 1.392,57 en Libertel ad f. 2.459,37. Verzoeker heeft ter zitting verklaard dat deze schulden zijn ontstaan doordat hij in één jaar tijd voor f. 12.000,00 via zijn mobiele telefoon met vooral zijn vriendin heeft zitten bellen. Een dergelijk onverantwoord belgedrag kan niet meer als te goeder trouw omschreven worden. Uit de omstandigheid dat er drie verschillende telefoonmaatschappijen op de lijst van schuldeisers vermeld staan, kan voorts niet anders geconcludeerd worden dat verzoeker, na het te hoog oplopen van een schuld bij de ene telefoonmaatschappij, in plaats van zijn telefoneergedrag aan te passen een nieuw abonnement afsloot bij een andere telefoonmaatschappij teneinde met dit nieuwe abonnement het oude belgedrag voort te zetten.
Ten aanzien van de verklaring van verzoeker dat de schuld aan Phones 4U zou zijn ontstaan door toedoen van zijn vriendin, wordt overwogen dat verzoeker te allen tijde verantwoordelijk is en blijft voor schulden die worden gemaakt met een telefoon, waarvan het abonnement door hemzelf of met zijn medeweten op zijn naam is afgesloten.
Ondanks de bovenvermelde hoge schuldenlast heeft verzoeker gedurende dezelfde periode verscheidene uitgaven gedaan voor consumptiegoederen. Met inachtneming van het eerder overwogene, kunnen deze uitgaven evenmin als te goeder trouw omschreven worden, omdat verzoeker wist, danwel behoorde te weten, dat hij onvoldoende middelen had om deze nieuwe schulden af te lossen. Voorbeelden zijn de koop van een nieuw televisietoestel bij Neckermann ad f. 1.307,72, de koop van nieuwe schoenen bij Wehkamp ad f. 1.140,28, de koop van Cd's bij Clubservice ad f. 622,10 en de koop van een slaapkamerinrichting bij Wehkamp ad 1.219,50.
Ten aanzien van de schuld aan de informatie Beheer Groep (IBG) ad f. 9.173,13 wordt overwogen dat een deel van deze schuld evenmin te goeder trouw is ontstaan. Verzoeker heeft ter zitting verklaard dat hij gedurende enkele maanden een HBO-opleiding heeft gevolgd. Een deel van de schuld aan de IBG zou zijn te herleiden tot de terug te betalen studiebeurs, een ander deel valt te herleiden tot het onrechtmatig bezit van de OV-studentenkaart.
De rechtbank komt dan ook tot het oordeel dat verzoeker bij het laten ontstaan en onbetaald laten van zijn schulden niet te goeder trouw is.
Tenslotte wordt opgemerkt dat ter zitting is gebleken dat verzoeker het verzoekschrift tot toepassing van de schuldsaneringsregeling, blijkbaar mede op advies van de schuldhulpverlening, heeft ingediend teneinde te bereiken dat het reeds afgesloten gas, water en licht weer wordt aangesloten. Los van de vraag of de wettelijke schuldsaneringsregeling mogelijkheden bevat om vorenomschreven doel te bereiken, zou het in tegenspraak zijn met doel en strekking van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen, om, enkel naar aanleiding van die doelstelling, de definitieve toepassing van de schuldsaneringsregeling ten aanzien van verzoeker uit te spreken.
Het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling dient derhalve te worden afgewezen.
Beslissing
De rechtbank:
wijst het verzoek af;
Gewezen door mr Buchner, lid van genoemde kamer, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 15 december 1999 in tegenwoordigheid van de griffier.